Wat voor invloed had de dodendraad op de grensbewoners en de vluchtelingen?
De dodendraad
Inmiddels is België bijna helemaal bezet door de Duitsers. De verhalen in de kranten over de moordlustige Duitse bezetters verspreidde zich als een lopend vuurtje. En het kon nog erger. In april 1915 beginnen de Duitsers aan de plaatsing van een draadversperring tussen Nederland en België. Het draad werd opgericht van het Zwin in Knokke (België) tot de voorsteden van Aken (Duitsland). Dit zogenaamde ‘’dodendraad’’ was een grens tussen oorlog en vrede, dat zijn naam te danken had aan het feit dat als het draad werd aangeraakt, je onder hoogspanning van 2000 volt terecht kwam en je dit niet zou overleven.
Nadat het traject in opdracht van het Duitse bezettingsleger was vastgelegd, werden op diverse plaatsen palen in de grond geheid, veelal bestaand uit palen van dennenhout, met daarop porseleinen isolatoren om de stroomdraden aan te bevestigen. Duitse geniesoldaten en vrijwillige Belgische werklieden begonnen met de bouw van losse stroken. Sommige van deze Belgen hadden nooit handenarbeid verricht en droegen fijne schoenen en een slechte jas boven betere kleren. Sommige stukken waren volledig klaar in juni of juli 1915, Zoals de strook tussen Minderhout en Arendonk, bij Maldegem, Boekhoute, Prosperpolder en Neerpelt, andere volgden pas rond augustus 1915. Op 24 juli 1915 werd de draadversperring van stroom voorzien. Mensen uit de grensregio waren nog niet vertrouwd met de elektriciteit dat op het draad stond. Men kende het gevaar niet en probeerde de draden handmatig uit. Vele doden zijn gevallen.
Het jongste slachtoffer was de Nederlandse kleuter Peter Wuijts. Op vierjarige leeftijd kwam hij op 8 september 1916 gruwelijk om het leven toen hij nabij grenspaal 187 in Bergeijk al spelend onder de draad probeerde te kruipen. Het gezin Wuijts woonde slechts op dertig meter van de dodendraad. De vader van vierjarige Peter, zag het ongeluk gebeuren en wilde zijn kind van het draad nemen, maar werd door enige personen tegengehouden uit veiligheid. De Duitsers plaatsten beschermingsdraden aan weerskanten van de elektrische versperring. Ze verklaarden de grenszone tot verboden gebied en hingen er witte bordjes, waarop in drie talen stond geschreven: “Hoogspanningsleiding, levensgevaar!”. Priesters waarschuwden de gelovigen vanop de kansel voor de gevaren van de dodendraad. Leerkrachten deden hetzelfde in hun klas.
Nederland heeft nooit geprotesteerd tegen de dodendraad. Nederlands was als neutraal land namelijk verplicht om zijn grenzen te sluiten en te bewaken en aangezien de Duitse dodendraad dit werk vereenvoudigde zag men niet in om hiertegen te gaan protesteren. Het is zelfs zo dat Nederland zelf ook nog aan hun kant van het dodendraad een eigen draad hebben opgesteld. Dit draad werd niet onder stroom gezet, maar werd wel streng bewaakt door Nederlandse soldaten. Nederland wil zijn neutraliteit ten koste van alles bewaren, ook al betekende dit dat vele levens ervan af hingen.
De smokkel
Het dodendraad werd geplaatst in de hoop smokkel en spionage te voorkomen. Bovendien konden Belgische deserteurs zo niet overlopen naar het veilige neutrale Nederland. De omgeving rond de draad is kaal gekapt en dag en nacht patrouilleren Duitse soldaten met herdershonden. Ondanks de plaatsing van de dodendraad werd er in de grensstreek nog veel gesmokkeld en bleven grensbewoners experimenteren met allerlei technieken om alsnog voorbij de dodendraad te kunnen komen. Een methode die hiervoor werd gebruikt was het “passeursraam”. Dit was een houten plooibaar raam met geïsoleerde boven- en onderkant dat vervolgens tussen de draden gespannen werd, waarna de “passeur” naar de andere kant kon kruipen. Zie de foto hieronder.
Alleen al in Essen waren zo’n driehonderd smokkelaars actief. Er werd gehandeld in levensmiddelen zoals: graan, zaaigoed, bonen, aardappels, maar ook kammen, tandenborstels en stoffen. Duitse bewakers lieten zich graag omkopen in ruil voor geld of voedsel. De smokkelaars kregen in ruil hiervoor wachtschema’s, waarschuwingen of meldingen waar werd gecontroleerd.
Ook Roosendaal speelde een rol in smokkeling. Er ontstond een levendige brievensmokkel van en naar Roosendaal en andere steden in Nederland. Men was zeer vindingrijk om de brieven over de draad te krijgen. Ze worden verzwaard met stenen over de draad gegooid, er met pijl en boog overheen geschoten of verstopt in een holle wandelstok of in een groot brood. Naast voedsel en brieven worden er ook mensen gesmokkeld. In heel de Belgische grensstreek moeten zo’n 25.000 mensen de draad gepasseerd hebben. Heel wat mensen vinden hierbij de dood. Naar schatting zijn er tussen de vijfhonderd en drieduizend mensen verongelukt. Slachtoffers zijn op slag dood en zien er met hun verkrampte lichaamshouding en verbrande ledematen gruwelijk uit.


Maak jouw eigen website met JouwWeb